Opa

6 07 2020

kwetsbaarOpa

(en wat je kunt leren van je biografie)

Verleden

Het zesjarige jongetje, Bram, kan niet slapen. Hij is te opgewonden. Morgen gaat hij voor de eerste keer in zijn leven naar het stadion. Een echt voetbalstadion!

Dat heeft opa hem beloofd. En opa houdt zich aan zijn beloften.

Bram heeft een bijzondere band met opa. Hij woont met zijn ouders op de eerste etage van het huis van opa en oma. En zodra pap en mam weg zijn, ze werken allebei buitenshuis, mag hij opa helpen in de moestuin. Ze plukken rode bessen, kruisbessen of oogsten rabarber.

Iedere zaterdagochtend gaan ze naar de markt. Aan het marktplein ligt een klein winkeltje, met een kort steil trapje. Daar koopt opa sigaren. Alleen ’s zondags rookt hij een sigaar. Doordeweeks, in de tuin, rookt opa steevast een pijp. En dat vindt Bram veel gezelliger. Het ziet indrukwekkend uit, en ruikt zo lekker naar caramel. Ooit heeft Bram een namaak pijp van plastic van opa gekregen!

Als ze samen zijn, beantwoordt opa geduldig alle vragen. “Waarom prikken kruisbessenstruiken opa? Waarom maken duiven zo’n raar geluid? En kun je rabarber wel eten, het smaakt zo zuur!”

Samen zijn met opa in de moestuin is de hemel op aarde. Opa is nooit boos, en altijd lief.

Toch is er iets dat niet goed voelt.

Als pap en mam thuis zijn, en soms ook tante Gerda (de zus van mam) en oom Jo, krijgt opa vaak verwijten. Hij is niet sterk genoeg, niet “mans” genoeg. Hij verdient niet genoeg, en is een ‘doetje’. Oma knikt dan driftig ‘ja’ en doet er nog een schepje bovenop. Opa zwijgt en buigt licht zijn hoofd naar beneden. Hij lijkt van die gesprekken verdrietig te worden. En dat voelt Bram, maar hij begrijpt er niets van. Opa is toch altijd aardig?!

Pap is heel anders dan opa. Pap heeft altijd het hoogste woord. Hij lijkt altijd alles te weten. Hij vindt de meeste andere mensen ‘sukkels die niet nadenken voordat ze iets doen’. Soms zegt pap tegen Bram “….jij,….jij bent net als opa….”. Bram begrijpt niet wat pap hiermee bedoelt, maar hij vindt het niet leuk.

Op weg naar het stadion vraagt Bram, als ze langs een kerk lopen, “Opa,…hoe ziet God eigenlijk uit?”  Ze zijn nu vlakbij het stadion. Het wordt steeds drukker en opa pakt Bram’s hand vast. “Je bedoelt hoe ziet God nu, op dit moment uit?” …………………..”Nu ziet God uit als een zesjarig jongetje die naar het voetballen gaat kijken.”  Bij die woorden voelt Bram hoe opa licht in zijn hand knijpt. Hij voelt de warmte van opa’s hand door zijn lichaam stromen. Opa knipoogt en zegt “….twee kaartjes alstublieft. Een volwassene en een kind…..”

Bram is inmiddels een volwassen man van begin vijftig, en opa is allang dood. Maar toch ook weer niet. De herinneringen aan de zoete geur van pijptabak, de zure smaak van rauwe rabarberstengels en het koerende geluid van duiven,….ze roepen bij Bram zo nu en dan de vraag op of God ook een opa zou kunnen zijn.

Heden

Het bovenstaande verhaal is mijn vrije vertaling van een stukje uit de biografie van Bram.

Bram heeft zijn biografie op mijn verzoek opgeschreven. Hij worstelt al jaren met terugkerende depressieve fasen (waarvoor hij in behandeling is), en vraagt zich af waarom zijn loopbaan, in zijn eigen beleving, nooit echt van de grond gekomen is. Hij wil weten waar hij staat, en hoe hij de komende jaren verder ‘moet’.

Het verhaal over (de band tussen) Bram en diens opa lijkt op het eerste gezicht een willekeurig verhaal uit een willekeurige biografie. Maar geen enkel verhaal of biografie is willekeurig. Ik praat verder met Bram over dit verhaal. Ik stel vooral vragen, om zo het verhaal achter het verhaal te ontdekken. Om tussen de regels te kunnen lezen.

De vader van Bram lijkt een autoritaire, dominante man te zijn geweest. Een man met narcistische trekjes. Een controlfreak waarbij alles precies op zijn manier moest gebeuren. Een man die dacht altijd alles beter te weten. Maar vooral een man die zichzelf groot maakte door anderen klein te houden.

Dat blijkt ook, als ik Bram vraag naar zijn herinneringen ten aanzien van het huwelijk van zijn ouders. “Pa bepaalde alles! Ma was er wel, maar ook weer niet.” – “Hoe bedoel je?” – “Nou,…..ze was fysiek wel aanwezig, maar psychisch leek het alsof ze er niet was. Pa hield alles strikt in eigen hand. Hij gaf haar huishoudgeld (toen pinautomaten er kwamen, mocht ze niet zelfstandig pinnen), tankte haar auto (“…laat dat maar aan mij over…”). Alle belangrijke beslissingen nam pa ook na overleg met zijn moeder. Die leek daarbij belangrijker dan zijn vrouw.”

Als we het leven zien als een lineaire ontwikkeling in de tijd, met andere woorden een opeenvolging van oorzaak en gevolg, is het interessant om inzicht te vergaren in het persoonlijk verleden. Dat verleden herbergt namelijk de antwoorden op belangrijke vragen. Waar sta ik nu? Waarom handel ik zoals ik handel? Waarom heb ik bepaalde patronen ontwikkeld?

In het geval van Bram, heeft de dominante vader bijvoorbeeld geleid tot problemen met autoriteit. Tot het in problemen komen of in conflict geraken met onderwijzers en leidinggevenden. Bram bleef onbewust de strijd voeren met zijn vader.

Zo’n inzicht maakt het mogelijk er een persoonlijk ontwikkelingsthema van te maken. Door gewoontepatronen te doorbreken ontstaat groei en geef je zin/betekenis en waarde aan de voorvallen in het leven. Je wordt eigenaar van je verleden en alle daaruit voortvloeiende moeilijkheden, waarna je regie kunt nemen over je leven met acceptatie van het onvermijdelijke. Je beïnvloedt wat je kunt beïnvloeden en leert te accepteren wat je niet kunt beïnvloeden.

Beter omgaan met autoriteit zou een leerdoel voor Bram kunnen zijn. Autoriteit van de één gaat vaak te koste van de ander. Zo ging de autoriteit van Bram’s vader ten koste van Bram. Omdat autoritaire personen over het algemeen niet goed om kunnen gaan met kritiek (oppositie ondermijnt immers hun autoriteit), moet Bram leren autoritair gedrag op een neutrale wijze onder de aandacht te brengen. Hij dient uit de machtsstrijd te blijven die in zo’n situatie op de loer ligt. Ook moet Bram zich (in relatie tot het onderstaande) niet te onderdanig opstellen. Autoritair gedrag kan namelijk een reactie zijn op een onderdanige houding.

Het verhaal van Bram laat ook een gebrek aan liefde in zijn jeugd zien (de schijnbaar gevoelloze vader en afwezige moeder). Een kind dat opgroeit met een tekort aan liefde, blijft dit altijd als een eigen tekort zien. Een kind kan dit nog niet zien als het onvermogen van de (in casu beide) ouders. Bram voelde dat er iets niet goed zat. Maar hij kon het als zesjarige niet duiden.

Na de kinderjaren ervoer Bram een fundamenteel gebrek aan zelfvertrouwen. Met het inzicht van nu, niet zo gek natuurlijk.

Een tweede leerdoel is het vergroten van zelfvertrouwen. Bram zou met mindfulness kunnen leren, meer in zijn lijf (en dus minder in zijn hoofd) te zitten (‘gedachten zijn slechts gedachten en niet noodzakelijkerwijs waar’) . Hij zou middels schrijfoefeningen zijn innerlijke criticaster kunnen afremmen. En hij zal meer moeten doen. Onzekerheid leidt in zijn geval (zo bleek tijdens het gesprek) ook tot ‘uitstelgedrag’. ‘Als je niets doet, kun je ook niets verkeerd doen’.

Toekomst

Om het antwoord te vinden op Bram’s vraag ‘hoe nu verder?’ is inzicht in het eigen verleden dus essentieel. Waar hij nu staat, is door dat verleden (onbewust) bepaald. Het verdere verloop van zijn leven en loopbaan wordt echter niet alleen bepaald door het verleden.

Bram heeft ook idealen of toekomstwensen gehad, die uiting geven aan wat in de toekomst mogelijk is. Of zoals Goethe het verwoordde: ‘Wensen zijn voorgevoelens van hetgeen u in staat bent daadwerkelijk te realiseren’. Zo’n toekomstbeeld is vaak een vaag verlangen dat moeilijk in woorden is te vangen. Het is een soort ‘innerlijk weten’. Hoe meer je je daarmee weet te verbinden,  hoe meer je die toekomstige situatie als het ware naar je toetrekt. Bram moet het beeld van zijn ideale leven weer serieus gaan nemen. Hij moet weer durven dromen.

Schematisch ziet koersbepaling als volgt uit:

 

VERLEDEN ============>HEDEN<=======================TOEKOMST

inzicht in/                                …en nu?                                            dromen, wensen, verlangens

bewustwording

 

Slot

Aan de hand van een fragment uit de levensloop van Bram, heb ik geprobeerd het belang van biografisch werk en biografische coaching duidelijk te maken.

Door je met je verleden bezig te houden, er diepgaand inzicht in te krijgen en je bewust te worden van verbanden tussen ‘toen’ en ‘hier en nu’, verbind je je ermee. Pas daarna wordt zelfsturing in het leven mogelijk.

Stuurmanskunst wordt dan balanceren tussen omgaan met de erfenissen uit je  verleden en de wensbeelden uit de toekomst.

 

Voetnoten

  • Natuurlijk is aan de hand van een fragment uit de biografie niet Bram’s gehele puzzel gelegd. Ook (bijvoorbeeld) de leeftijdsfase waarin Bram nu zit is van invloed op keuzes die hij voor de toekomst zal moeten maken.
  • Over biografisch werk en biografisch coachen zijn veel boeken geschreven. Ik beperk me hier tot het vermelden van het prachtige en praktische boekje ‘Levenslijnen, Op zoek naar de rode draad’, van Jerry Schöttelndreier (Uitgeverij Vrij Geestesleven, Zeist) waarmee iedereen zelfstandig aan de slag kan.

 





‘Bij jezelf blijven’

15 01 2015
de vriendelijkheid zelve

de vriendelijkheid zelve

Bij jezelf blijven?

Volgens mij is ‘bij jezelf blijven’ een van de meest gehoorde uitspraken in gesprekken, trainingen en dergelijke over persoonlijke groei. Maar wat is dat; ‘bij jezelf blijven’? Het klinkt logisch, en tegelijkertijd een beetje zweverig. Bij mij roept het in ieder geval een ‘new age-achtig sfeertje’ op. Ik kan het ook niet zo goed duiden. Als het iets te maken heeft met andermans stemming (‘energie’ volgens sommigen) buiten jezelf houden, dan ben ik gisteravond goed bij mezelf gebleven!

En dat is een prestatie. Ik ben namelijk (bovengemiddeld) empatisch, hooggevoelig zo je wilt. Ik neem andermans stemming snel waar, en kan als het ware tussen de regels lezen. Hetgeen niet wordt uitgesproken maar er wel is, pik ik feilloos op.

Handig? Soms. Soms ook niet, omdat het me niet altijd lukt andermans gemoedstoestand buiten me te houden. Maar gisteravond wel!

Ik liep mijn avondrondje met Joep, onze chocoladebruine labrador van 15 maanden oud. Joep is de vriendelijkheid zelve. Hij is slim, maar ook eigenwijs en vooral heel erg speels. Die combinatie van eigenschappen maakt het een uitdaging, om Joep te laten gehoorzamen.

Joep staat met andere woorden nog niet goed onder appèl. Zitten, liggen, pootje geven, ja zelfs zich droog schudden doet hij prima op commando. Maar terugkomen als hij een andere hond (lees: speelkameraadje) heeft gezien….. Vergeet het maar…. Toch zal er geoefend moeten worden. En bovendien wil ik hem (en mezelf) het plezier van loslopen niet onthouden, dus gaat Joep, als in de verre omtrek geen andere hond te zien is, los van z’n riem. Zo ook gisteravond.

Terwijl ik langs de rand van een klein bosje wandelde, verscheen plotseling een man met een hond aan de lijn. Joep had hen eerder gezien dan ik, en rende er op af. Tegen beter weten in, schreeuwde ik nog een paar keer, om hem vervolgens te halen. Aangekomen bij de man, excuseerde ik me en klikte de riem aan Joep’s halsband. En hoewel er niets was gebeurd (de honden reageerden vriendelijk op elkaar, Joep was niet tegen de man opgesprongen) was de man furieus. “Ik ben nu rustig, maar als die kl*te hond nog een keer naar me toekomt, sterft hij ter plekke! U moet dat beest bij u houden!” Een paar seconden was ik verbouwereerd, waarna ik antwoordde “…ho ho ho, u heeft gelijk. Ik moet mijn hond bij me houden. Ik zag u helaas te laat. Maar uw reactie kan ook anders. Het is geen kl*te hond en door uw toedoen hier sterven zal hij al helemaal niet!” De man foeterde nog iets en liep vervolgens zichtbaar geagiteerd verder.

Bij soortgelijke, enigszins conflictueuze situaties heb ik in het verleden de kwaadheid van de ander vaak overgenomen. Uren na zo’n voorval was ik dan nog kwaad. Gisteravond niet! Gisteravond ben ik lekker bij mezelf gebleven!

De man vond zichzelf rustig (?!), hetgeen natuurlijk een slok op een borrel scheelt. De uitdaging om hem tegen te komen als hij niet rustig is, mag nog even wachten.





Ambachtelijk ‘plaatjes draaien’

14 11 2014

vintage platenspeler

Enkele weken geleden besloot ik, na ettelijke jaren en zonder dat daartoe een concrete aanleiding was, een grammofoonplaat op mijn vintage platenspeler te leggen. De plaat had ik, zoals dat bij lp’s vaak gaat, intuïtief gekozen op basis van de fraaie hoes. In tegenstelling tot cd-hoesjes zijn platenhoezen soms een visueel kunstwerk. Een kunstwerk dat een audiofile muziekliefhebber van het mannelijke geslacht zelfs aan de wand zou hangen (als zijn vrouw hem daarvoor niet zou behoeden).

Hoe dan ook, ik was ‘verkocht’ en sindsdien schaar ik me bij een, zoals me gebleken is, groeiende groep vinyl-liefhebbers.

En…nee, ik ben niet behoudend of ouderwets. Ook ik stream muziek en luister af en toe naar een cd.

Gepakt door het vinyl-virus, stoorde me het gebrom van de oude ‘phono voorversterker’. Ik kocht een nieuwe. En wat ik toen hoorde bracht me in de muzikale hemel! Mijn platen klonken beter dan ooit, beter dan cd’s of gestreamde muziek!

Vinyl klinkt warmer, natuurlijker, organischer. Vinyl klinkt zoals oudere opnames bedoeld zijn. Vinyl klinkt analoog. Oké, hier is de audiofiel aan het woord.

Maar vinyl heeft natuurlijk ook een groot nadeel: vinyl is kwetsbaar. Die kwetsbaarheid dwingt je tot een hoop handelingen.

Nadat je de plaat uit de binnenhoes hebt genomen, verwijder je met een daarvoor geschikt, zacht, borsteltje de stof van de plaat. Bij langdurig niet gedraaide platen is dat niet voldoende. Zo’n plaat wordt met een beetje alcohol op een zacht doekje grondig schoongemaakt. Pas daarna wordt de plaat voorzichtig op de speler gelegd. En draaien maar…

Nee, nee, nee…!!! Nog even geduld!

Het beschermklepje van de naald (de stylus….dus…) wordt omhoog geklapt en de naald wordt vervolgens met een speciaal borsteltje gereinigd.

Je brengt de arm van de platenspeler boven de plaat, en laat hem met een hendel voorzichtig in de groef zakken.

Je sluit voor een ogenblik de ogen, en treedt binnen in het audiofile paradijs!

Hemeltje….wat een werk, denk je nu wellicht. Bij een cd ‘gooi’ ik de cd in een dvd- of cd-speler, druk op een knop…et voila…muziek…. En bij streamen is het nog eenvoudiger.

De clou is echter dat je de handelingen bij een grammofoonplaat bewust moet doen. Gefocust en in alle rust verricht je voornoemde handelingen. Niet als werk, maar als voorbereiding voor een moment van gelukzaligheid. Een moment waarnaar je uitkijkt, een moment dat zijn belofte meer dan waar zal maken! Het is als het ware een oefening in mindfulness, in bewust handelen, waardoor je in een rustige en verwachtende stemming komt. Een stemming waarin je openstaat om ten diepste te ervaren wat de muziek je te bieden heeft.

In geval van een cd of het streamen van muziek, zijn de handelingen vluchtig en terloops. En de muzikale beleving zal dat veelal ook zijn.

Bij het opzetten van een lp vergen de handelingen aandacht. Je verricht ze met het doel van muziek te gaan genieten. Het is juist die grondhouding die rijk beloond wordt (zoals altijd en overal in het leven).

Misschien dat ook nostalgische sentimenten nog een rol spelen (mijn jeugdjaren voltrokken zich tijdens de hoogtijdagen van de grammofoon), maar het zijn toch vooral de verwachtingsvolle houding en de technische aspecten van vinyl als materiaal, die ‘plaatjes draaien’ zo ‘leuk’ maken.

De bijna ambachtelijke voorbereiding heb ik er graag voor over.





Koempel-DNA?

29 04 2014

KoempelDNA

Rouwen om de aanstaande degradatie van mijn favoriete voetbalclub. Kwaad en gefrustreerd zijn over het gevoerde wanbeleid dat daaraan debet is.

Is dat raar?

Is het raar dat ik rouw over iets schijnbaar onbenulligs als een regionale voetbalclub die een niveau lager zal gaan ‘ballen’, terwijl de wereld doordrenkt is van echt menselijk leed? Terwijl mensen worden uitgebuit en onderdrukt?

Een goede vriendin van me vindt van wel. Het is immers slechts een spelletje. Het gaat over ‘winnen of verliezen’, iets waar zij ūberhaupt niets mee opheeft. Iets dat de wereld al een hoop ellende heeft gebracht.

En in zekere zin heeft ze gelijk. De relativering van haar standpunt begrijp en deel ik.

Maar feitelijk rouw ik om het verlies van een mooi stukje van mijn leven. Een stukje dat begon toen ik als (ik vermoed) achtjarig jongetje één maal per twee weken met mijn vader, de buurman en diens schoonbroer, te voet naar Kaalheide toog. Roda JC speelde toen nog in de ‘eerste divisie’.

Bij mooi weer op de onoverdekte en bij slecht weer op de overdekte staantribune. Genieten van de sfeer, het ‘geouwhoer’ tussen de supporters…. En niet te vergeten de verkoper van versgebrande pinda’s (drie zakjes voor één gulden!!!).

Roda draaide structureel mee in de (sub)top van die ‘eerste divisie’, en in 1973 was het raak; de club promoveerde naar de eredivisie. Niet altijd door voetbaltechnisch hoogstaand voetbal, maar wel door niet aflatende inzet. Het woord ‘koempelmentaliteit’, refererend aan het doorzettingsvermogen van en de kameraadschap tussen de Zuid-Limburgse mijnwerkers, was geboren.

De jaren verstreken, en ik leefde mijn leven. Roda in de eredivisie leek daarbij een vanzelfsprekendheid te worden. De club verhuisde in 2000 naar het prachtige Parkstad Limburg Stadion, en Roda bleef een soort toevluchtsoord om dagelijkse beslommeringen even te vergeten.

In 2009 werd de club voor de eerste keer serieus bedreigd met degradatie. De beslissende playoff-wedstrijd tegen Cambuur werd evenwel middels een strafschoppen-serie in het voordeel van Roda beslist. Dat was het moment dat ik als het ware wakker schrok, dat het besef doordrong, dat Roda’s verblijf in de eredivisie alles behalve vanzelfsprekend is. Kwam het voort uit dit besef, of uit iets anders ….(melancholie), ik weet het niet. Maar vanaf die ontsnapping in Leeuwarden besloot ik onbewust de club intensiever te gaan volgen.

Vorig seizoen volgde een werkelijk miraculeuze ontsnapping aan degradatie. Gevolgd door de roemruchte uitspraak van verantwoordelijken ‘Dit nooit meer!’

En nu? Nu staan ‘we’ één wedstrijd van feitelijke degradatie af. Één wedstrijd verwijderd van het verlies van een ‘mooie vanzelfsprekendheid’ in mijn leven.

Een vanzelfsprekendheid die niet vanzelfsprekend (b)lijkt te zijn! Een confrontatie met het gegeven dat alles aan verandering onderhevig is.

Ook de koempelmentaliteit. Waar is het ‘koempel-DNA’ gebleven?





Het gevaar van zelfhulpboeken

11 02 2014

Zelfhulpboeken

‘Zelfhulpboeken’ zijn altijd al populair geweest.  Maar nu, wellicht door de crises waarin we ons bevinden, is deze boekencategorie populairder dan ooit. 

Nu heb ik niets tegen zelfhulpboeken, of populaire psychologie boeken, zoals ze soms ook wel worden genoemd. Integendeel. Ze bevatten meestal goede adviezen, tips en trucs. En de betere exemplaren brengen je ook nog een beetje zelfkennis.

Het gevaar schuilt in het moment of de periode waarin je dit soort boeken leest.

Ik grijp meestal naar dit soort boeken als het even niet zo goed gaat. Als ik niet goed in m’n vel zit. Als iets wat ik graag wil niet lukt, of als ik om wat voor een reden dan ook, neerslachtig ben.

En dat is een slechte timing voor dit soort lectuur!

Die zelfhulpboeken gaan namelijk uit van de maakbaarheid van je leven. Ze gaan uit van de veronderstelling dat je je eigen geluk of succes volledig zelf kunt bepalen.

Ze zeggen hiermee dus tegelijkertijd, dat als je niet gelukkig of succesvol bent, dat (volledig) aan jezelf ligt. Dat je niet hard of slim genoeg werkt. Dat je de verkeerde dingen doet. Of dat je de dingen verkeerd doet.

Ze bevatten allemaal goedbedoelde adviezen die, als ze al waar zijn, in elk geval niet op het juiste moment bij je binnenkomen. En je er zeker niet bovenop zullen helpen.

Het lezen van dit soort boeken in mindere fases, helpt mij alleen maar verder in de put.

Eigenlijk zou ik zelfhulpboeken daarom moeten lezen als het goed gaat. Dan kunnen ze inspireren en een volgende ‘mindere fase’ minder diep en korter van duur laten zijn.

Maar als het goed gaat, voel ik de noodzaak niet, ze te lezen.

En juist daarin schuilt de valkuil van zelfhulpboeken.





Rouwverwerking en ontslag

14 01 2014

rouw

Ontslag, het is helaas aan de orde van de dag.

Zijn het, bij reorganisatie of om ‘bedrijfseconomische redenen’, de ‘mindere’ werknemers die ontslagen worden?

Nee hoor! Het zijn vaak ervaren, kundige en uiterst betrokken medewerkers die het veld moeten ruimen.

Maar dat wordt slechts zelden goed gecommuniceerd. En daar schuilt een groot probleem.

Ontslag behoort net als echtscheiding of het verlies van een dierbare tot de ‘life-events’ met een mogelijk traumatiserende invloed op het individu. En dat geldt eens te meer voor mensen met een grote mate van betrokkenheid en loyaliteit. Niet geheel toevallig de betere medewerkers.

Juist die zeer betrokken medewerkers hebben zich gehecht aan de vele aspecten van hun werk; de werkomgeving, de collegae, de bedrijfscultuur. En juist zij ervaren daarom een groot verlies, een verlies dat emotioneel groter is dan het kwijtraken van een baan.

Niet zelden raken ze hun zelfvertrouwen, en soms zelfs ‘zingeving’ in hun leven kwijt.

De organisatie waaruit ze noodgedwongen vertrekken richt zich overwegend op bedrijfsprocessen in het belang van winstgevendheid en continuïteit, en heeft, na de juridische afdoening van het ontslag, (te) weinig oog voor de toekomst van ontslagen werknemers.

Zowel het individueel belang van de ontslagene als het maatschappelijk belang zouden echter gebaat zijn bij meer aandacht voor het rouwverwerkingsproces dat op het verlies volgt.

Het ligt namelijk heel erg voor de hand dat een ontslagen medewerker sneller een maatschappelijke doorstart kan maken, als hij weet, dat zijn kwaliteiten bij het genomen besluit niet ter discussie stonden. Als hij tijd en begeleiding krijgt om te rouwen en om het gebeurde ‘zin te kunnen geven’.

Pas als een mens aan een ingrijpende gebeurtenis in z’n leven betekenis heeft kunnen geven, het als het ware een plek heeft kunnen geven, ontstaat ruimte. Ruimte om nieuwe contacten aan te gaan, nieuwe ervaringen op te doen, en nieuwe uitdagingen op te zoeken.

Noodzakelijke rouwverwerking bij ontslag; het is zo vanzelfsprekend, dat we het misschien  daarom vaak vergeten.





Hoop

3 01 2014

nieuwjaar

Begin van een nieuw jaar. Goede voornemens, hoop, een schone lei. De jaarwisseling herbergt een soortement nieuwe geboorte met nieuwe kansen.

Maar ‘…Nothing changes on New Years Day…’, aldus U2. En de band lijkt gelijk te hebben.

1 Januari jongstleden keek ik ‘s ochtends op ‘Nu.nl’; autobranden, vernielingen aan publieke en private-eigendommen, oogletsels en verloren handen ten gevolge van (meestal illegaal) vuurwerk, hulpverleners bekogeld met vuurwerk, glas en stenen.

‘De jaarwisseling is relatief rustig verlopen’ aldus politie en verzekeraars.

Blijkbaar vinden we het bovenstaande acceptabel. Het is als het ware ingecalculeerd, en schijnbaar kijkt niemand er meer van op.

Ik ‘zeg’ schijnbaar, want ik hoop dat veel mensen (ten minste) hun wenkbrauwen fronsen en een jaarwisseling als deze niet de norm vinden. Anders is het toch droevig gesteld met het moreel en ethisch besef in ons land.

2 Januari; de AEX vertoont ‘een vlakke opening’. Ook in 2014 draait het dus nog overwegend om economie en financiën, om welvaart dus. Nog steeds is welvaart belangrijker dan welzijn.

Nee, natuurlijk ben ik niet zo naïef om te denken dat het vanaf 1 januari allemaal anders zou zijn.

Maar mag ik de hoop op een echt nieuw begin blijven koesteren? Omdat die hoop de brandstof is om door te gaan met het leveren van een bijdrage aan een humanere wereld. Een wereld waarin het welzijn van iedere individuele mens prioriteit heeft.

En die wereld hoeft niet persé te beginnen op 1 januari.

Ik wens iedereen een mooi, gezond en in alle opzichten ‘warm’ 2014. Dat veel persoonlijke dromen mogen uitkomen! En vooral dat de hoop in ieders ziel blijft voortleven.





Perspectief

26 11 2013

Seagull

Vrijwel dagelijks leer ik belangrijke levenslessen van mijn hond Floyd. Hij leeft namelijk volkomen vanzelfsprekend in het ‘hier en nu’, iets waar ik, en volgens mij veel mensen, niet zo goed in zijn.

Voor de volgende gebeurtenis is het van belang te weten, dat Floyd een rottweiler is. En daarbovenop ook nog eens een reu. Een rottweiler mannetje is zoiets als de Steven Seagal onder de honden; dominant en macho in het kwadraat.

Ik woon in een klein gehucht, een buurtschap, en als ik Floyd uitlaat, loop ik na amper honderd meter over een karrenspoor tussen de velden en akkers van een boer. Dat betekent, dat ik redelijk ver om me heen kan kijken, en het doorgaans verantwoord is, Floyd los te laten.

Ik schrijf ‘doorgaans’, want enige tijd geleden bleek, dat Floyd verder kan zien dan ik. Op zo’n, naar ik schat, vijf- tot zeshonderd meter bij me vandaan kwam een groep mensen onze kant op gelopen. Voor Floyd in beginsel oninteressant, ware het niet, dat die mensen vergezeld werden van een grote en een aantal kleine honden.

En da’s wel interessant voor Floyd!

Nog voordat ik in staat was te brullen ‘kom hier’, zette hij het op een spurt richting zijn soortgenoten. Bevreesd voor hetgeen zou kunnen gebeuren (en een aantal oerkreten verder) zette ik de achtervolging in.

De kleine hondjes hadden het potentieel gevaar inmiddels gezien, en waren vlak bij en zelfs onder de grote hond gaan lopen.

En toen gebeurde het. Op circa 50 meter van de groep honden zag Floyd een Deense dog. Deze bleek niet erg onder de indruk van mijn Floyd, hetgeen viel op te maken uit een door de dog bijna geeuwend uitgebracht ‘wrauuuuw’.

Floyd remde als in een tekenfilm gelijktijdig met vier poten, en bond vanuit dit veranderde perspectief onmiddellijk in. Dit was geen partij voor hem. Achteloos tilde hij z’n poot op, als wilde hij laten blijken ‘toevallig’ in de buurt van de groep te zijn omdat hij daar wilde plassen.

Toen ik hem op normale toonhoogte terug riep, gehoorzaamde hij als nooit tevoren.

Wat verandering van perspectief al niet bewerkstelligt.

 





De strijd met jezelf

6 09 2013

winkelstraatHet is zaterdagmiddag, en je slentert door de winkelstraten van de stad. Enkele passen voor je loopt een vader, moeder met twee kinderen. Je hoort de moeder roepen ‘Jongens,…..als jullie nu even lief zijn, krijgen jullie straks een zakje snoep’.

Je hebt vast wel eens zo’n situatie meegemaakt. De kans is zelfs aanwezig dat je iets soortgelijks zelf tegen je kinderen hebt gezegd. En de kans is levensgroot dat van jou als kind ooit iets dergelijks werd verwacht.

Er werd van jou verwacht dat je de vorm zou aannemen die jouw opvoeders jou probeerden te geven.

Hoe liever je was, des te beter je voldeed aan het verwachtingspatroon van je opvoeders.

Voor nu, als volwassene, betekent dat, dat je geleerd hebt, weinig problemen in je sociale leven te hebben, naarmate je je aangepast gedraagt. Je leeft in een wereld die van alles van jou verwacht, en je ‘wilt’ niets liever dan aan die verwachtingen voldoen.

Er bestaat ook een andere mogelijkheid. Je bent het tegenovergestelde gaan doen, en in verzet gegaan. Je laat je de wetten niet voorschrijven, bepaalt zelf welke kleren je draagt, of je een tattoo laat zetten en of je iets wel of niet doet. Je bent ‘die recalcitrante puber’.

Voor welke optie je ook hebt gekozen, je vertoont gedrag dat niet van jou is.

Overigens betekent ‘aangepast’ zijn niet, dat je geen verzet in je draagt. Het is alleen voor de buitenwacht minder zichtbaar. ‘Sociaal correcte’ mensen weten hoe zeer de innerlijke druk kan oplopen. Ze mokken vaak in zichzelf en kunnen gedeprimeerd of boos zijn om ‘niets’. En soms barst ‘de bom’ en reageren ze overdreven heftig op een schijnbaar onbelangrijk iets.

‘Aangepast’ en ‘lief’ zijn misschien wel de grootste vormen van verzet?!

Of je nu ‘aangepast’ of ‘openlijk recalcitrant’ bent, je leeft in een andere vorm dan die van de mens die je werkelijk bent. Je leeft in conflict met je ware zelf. Een conflict waar vrijwel ieder mens in leeft.

Dat conflict zit in jou, en je legt het neer in je buitenwereld. In de verhouding met je lichaam, je werk, je ouders enzovoorts.

Alleen door ervoor te kiezen, te voelen wat in jou leeft, de aandacht te verleggen van buiten naar binnen, en jouw innerlijk serieus te nemen, kun je de mens worden die je eigenlijk bent.

Jouw gevoel wil beleefd worden. Ontkenning werkt averechts. Hoe meer je een gevoel ontkent, hoe sterker het wordt.

Ontkenning van je gevoel is pijn. En daar heb je, vanuit je verleden, al genoeg van.

 

‘Als je in de spiegel kijkt, en een vuil gezicht ziet, heeft het geen nut de spiegel te poetsen.’ 

Boeddhistisch gezegde





Perfect leiderschap voorkomt windeieren

16 08 2013

kippenrenDe eigenaar van een installatiebedrijf op het gebied van verwarming en airconditioning had een probleem.

Vanaf de binnenplaats, waar de bedrijfsauto’s stonden, en materiaal werd opgeslagen, was via een deur in de muur welke het terrein afbakende, de privé-tuin van de eigenaar te bereiken.

Door die tuin liep een pad naar de kantoren van het bedrijf. Boven de kantoren bevond zich de woning van de ondernemer.

Monteurs en ander buitendienstpersoneel liep, om met technisch-tekenaars en ingenieurs overleg te plegen, regelmatig via die tuin naar de kantoren.

De eigenaar, tevens directeur van het bedrijf hield in zijn tuin een aantal kippen in een kleine kippenren. En dat bleek voor sommige monteurs een te grote verleiding!

Regelmatig gapten zij eieren uit de ren, hetgeen de directeur na verloop van tijd natuurlijk opviel.

Op een vrijdagochtend besloot hij daarom het voltallig personeel op de binnenplaats bijeen te laten komen.

‘Goede morgen heren! Ik worstel al een poos met een probleem. En misschien heeft iemand van jullie een oplossing.’

Gespannen, verwachtingsvolle blikken en stilte alom.

‘Zoals jullie weten, heb ik een paar kippen. Het probleem is echter dat die alleen in de weekeinden eieren leggen.’

Gelach en gegrinnik.

Maar sindsdien legden z’n kippen ook doordeweeks!